Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Robbert Dijkgraaf opende in april het vernieuwde Elektronenmicroscopie Centrum (EMC) in Utrecht, een plek waar onderzoekers vanuit verschillende disciplines kunnen werken met de kostbare apparatuur. Het veld was niet altijd zo georganiseerd. Het onderzoeksprogramma Microscopy Valley (financieringsinstrument Perspectief)waarin verschillende partijen intensief met elkaar samenwerkten, zette een verandering in gang.
Nederland is traditioneel sterk in microscopie en de toepassing ervan. Op een beperkt aantal vierkante kilometer bevinden zich ontwikkelaars, onderzoeksgroepen die veel werken met (elektronen)microscopie en gespecialiseerde bedrijven, waaronder Thermo Fisher, marktleider in de elektronenmicroscopie. En de fysieke afstand is net zo klein als de drempel voor samenwerking. ‘Toch was dit veld voorheen erg versnipperd’, zegt Judith Klumperman, hoogleraar Celbiologie aan het UMC Utrecht.
Klumperman is voorzitter van NEMI (Netherlands Electron Microscopy Infrastructure), de Nederlandse onderzoeksfaciliteit op het gebied van elektronenmicroscopie, opgezet door dertien kennisinstellingen die technologie en expertise gebundeld hebben. Het EMC is één van de belangrijke knooppunten in dit netwerk. In 2018 kreeg het NEMI 17,2 miljoen euro toegewezen binnen de Nationale Roadmap voor Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur. Sindsdien is er een duidelijke verdeling van de verschillende apparatuur per expertise over onderzoekscentra in Delft, Leiden, Maastricht, Groningen en Utrecht.
Coördinatie en samenwerking
‘Voorheen hadden universiteiten alleen hun eigen lab voor elektronenmicroscopie. Dat was voldoende. Er was minder noodzaak om bij elkaar te komen. De technische ontwikkelingen gingen nog niet zo hard als nu’, vertelt Klumperman.
‘Men kende elkaar wel, maar er was minder coördinatie en samenwerking. Iedereen deed alles’, zegt Jacob Hoogenboom, universitair hoofddocent aan de TU Delft. Maar de opkomst van de digitale microscopie en ontwikkelingen in de materiaal- en levenswetenschappen, disciplines die veel met elektronenmicroscopie werken, maakten samenwerking noodzakelijk. ‘Gespecialiseerde elektronenmicroscopie vraagt om specifieke expertise, en de kosten zijn hoog. Het is onmogelijk dat iedere kennisinstelling alles zelf doet.’
Microscopy Valley
Hoogenboom werkt sinds 2008 in Delft aan geïntegreerde microscopie, het samenvoegen van elektronen- met lichtmicroscopie, waar ook de groep van hoogleraar nanoscopie en microscopie Hans Gerritsen (Universiteit Utrecht) mee bezig was. Onder leiding van Gerritsen richtten ze het onderzoeksprogramma Microscopy Valley op, dat in 2012 financiering kreeg via het Perspectief-programma. Dit is één van de financieringsinstrumenten van NWO waarin onderzoekers uit verschillende disciplines in consortia samenwerken met bedrijfsleven en maatschappelijke partners.
Microscopy Valley, dat tot en met 2018 liep, richtte zich op de combinatie van licht- en elektronenmicroscopietechnieken om moleculen zoals eiwitten in cellen zichtbaar te maken. Onderzoekers van de Universiteit Utrecht, Antoni van Leeuwenhoek, LUMC, UMCG, UMC Utrecht, Universiteit Twente en TU Delft werkten samen met dertien bedrijven, waaronder microscopiefabrikanten FEI (in 2016 overgenomen door Thermo Fisher), Carl Zeiss en voedingsproducent FrieslandCampina. Naast Hoogenboom was ook Klumperman actief in het consortium. Het onderzoeksprogramma heeft een enorme impuls gegeven aan de samenwerking in het veld, zeggen beiden.