Digitalisering in de Nederlandse maakindustrie is noodzakelijk om wereldwijd een belangrijke speler te blijven. Daarom werken bedrijven en kennisinstellingen samen aan nieuwe digitale technologieën in zogenaamde Smart Industry fieldlabs. Het nieuwe onderzoek van TNO Vector laat het nut en de noodzaak van deze testlocaties zien. Wel is er ruimte voor verbetering: een heldere structuur, lagere drempel en extra financiering maken de fieldlabs nog effectiever.
Wat is ‘Smart Industry’?
Smart Industry gaat over het inzetten van ICT en technologie om bedrijven efficiënter en effectiever te laten produceren. Bedrijven kunnen slimme ICT bijvoorbeeld gebruiken in de:
- organisatie (webshops, automatische facturering, logistieke afhandeling);
- productietechnologie (robots, 3D-printing, digitale werkinstructies);
- of businessmodellen (zoals product-as-a-service en manufacturing-as-a-service).
Voordelen Smart Industry:
Smart Industry gebruikt netto minder materiaal en energie, produceert minder afval, heeft minder uitval van personeel en een hogere productiviteit. Kortom: het zorgt voor andere banen en een betere concurrentiepositie, voor individuele bedrijven en de Nederlandse economie als geheel.
Wat is een fieldlab?
‘De fieldlabs zijn bedoeld om het gat op te vullen tussen het onderzoek en toepassing in de markt’, legt onderzoeker Mario Willems van TNO Vector uit. ‘Een ondernemer wil zeker zijn van zijn zaak, voordat hij investeert in nieuwe productietechnologie. Zoals een coördinator van een fieldlab tegen ons zei: “Wij willen de buurman zijn die de innovatie eerst test. Dan durft de ondernemer wel.” En dan is de kans op succes ook vele malen groter.’
De fieldlabs zijn onderdeel van het Programma Smart Industry. Hierin werkt TNO samen met het ministerie van EZK, brancheverenigingen FME en Metaalunie en de KvK. Zeer noodzakelijk, vindt Tim van de Zandt van FME: ‘We kijken in de komende jaren aan tegen een groot tekort aan arbeidskrachten en toenemende concurrentiedruk. Fieldlabs zijn een van de manieren om de digitale transformatie en slimmere productie in onze bedrijven te borgen en hun sterke concurrentiepositie in de wereld te behouden.’
Successen fieldlabs voor de Nederlandse maakindustrie
TNO Vector deed onderzoek naar de historie en toekomst van de Smart Industry fieldlabs. ‘We kunnen met de nu beschikbare gegevens nog niet hard maken in hoeverre de maakindustrie verder is gedigitaliseerd door de inzet van fieldlabs. Laat staan hoe de arbeidsproductiviteit gestegen is. Maar er zijn veel succesverhalen.’, vertelt onderzoeker Willems.
1. Echte innovatie en bewustwording
Zo ontwikkelde fieldlab Smart Connected Supply Network een protocol waarop bedrijven hun verschillende supply-chain-informatiesystemen kunnen aansluiten. RAMLAB in de Rotterdamse haven bracht hun ontwikkeling zelfs op de markt: een systeem om metalen objecten 3D te printen met een robot las-arm. ‘Ontwikkeling in fieldlabs is nét echte innovatie: het werkt niet altijd, maar als er een doorkomt is het goed raak.’
Van de Zandt vult aan: ‘Wij zien in elk geval dat de fieldlabs veel bedrijven bewust maken van de noodzaak tot digitalisering en slimmer produceren. Dan werkt het goed dat fieldlabs bottom-up zijn georganiseerd: bedrijven onder elkaar, peer-to-peer, blootgesteld aan de kennis van instellingen zoals TNO en van universiteiten.’
2. Bottom-up innovatief ecosysteem
Vergelijking met het buitenland laat zien dat de sterkte van de Nederlandse fieldlabs vooral zit in de betekenis voor midden- en kleinbedrijven. Willems: ‘Fieldlab-achtige initiatieven zijn in Duitsland, Engeland en België vaak groter, met deelname van meer grote bedrijven, beter gefinancierd en gericht op speciale onderwerpen binnen digitalisering en productie. Ze zijn meer top-down georganiseerd. Grote bedrijven zijn mooi en dragen zeker bij aan het maken van bijvoorbeeld roadmaps en de haalbaarheid meer binnen bereik brengen. Dat is voor ons dus ook een overweging. Het buitenland kijkt juist weer jaloers naar onze flexibiliteit, het open karakter en de co-creatie tussen bedrijven en kennisinstellingen. Mede door de koppeling van het Smart Industry programma en de fieldlabs aan de Digital Innovation Hubs (EDIH’s) ontstaat bottom-up een sterk innovatief ecosysteem.’
David Otto, mede-auteur van het rapport: ‘Het Smart Industry programma kan misschien wat breder worden ingezet. Buitenlandse initiatieven onderscheiden zich bijvoorbeeld door een omvangrijk scala aan technologieën en diensten. Ook dan is er een rol weggelegd voor fieldlabs. Dit brede aanbod kan worden gezien als een one-stop-shop-benadering’, dat resulteert in een brede waarde propositie, waarmee ze de mogelijkheid hebben om een brede groep bedrijven aan te kunnen spreken.
3. Positieve energie en vertrouwen
Potentiële hinderpalen zoals het intellectuele eigendom (IP) zijn in de Nederlandse fieldlabs, juist door het open karakter, vooralsnog geen probleem, zegt Van de Zandt: ‘Het onderzoek is vaak nog pre-competitief, dan is IP nog geen issue.’ Willems doet daar nog een schepje bovenop: ‘Bij dit soort samenwerking is er altijd een trade-off tussen onderling vertrouwen of juridisch dichttimmeren. Een fieldlab als Campione doet dat laatste expres niet, want ze zeggen: “Wij hebben die positieve energie nodig, dat kan alleen als partijen elkaar vertrouwen.” En tenslotte concurreren de Nederlandse maakbedrijven niet met elkaar, maar met wereldwijde supply chains. Samenwerken en samen innoveren zijn dus cruciaal om onze competitieve positie te behouden.’
Lessen en toekomst fieldlabs
1. Meer bedrijven aantrekken
Belangrijkste uitdaging voor fieldlabs in de toekomst, vinden Willems en Van de Zandt: meer bedrijven moeten aansluiten bij de fieldlabs. Een heldere structuur van de fieldlabs helpt daarbij, is de conclusie. Maar ook, zegt Van de Zandt: ‘Metaalunie en FME moeten meer werk maken van het doorverwijzen van bedrijven naar fieldlabs, nieuwe afspraken genereren via de digitaal wat meer volwassen bedrijven. De uitwisseling van kennis kan ook wel wat beter.’
Voor bedrijven zijn er veel redenen om aan te sluiten bij fieldlabs, vindt Willems: ‘Netwerken is een belangrijke. Er zijn voorbeelden van bedrijven die elkaar ontmoeten bij een fieldlab en vervolgens samen opdrachten verwerven. Je krijgt bovendien redelijk goedkoop en laagdrempelig de beschikking over state-of-the-art R&D. Ook zet je je bedrijf beter in de etalage, zeker als je ook je klanten meeneemt in je activiteiten met het fieldlab. En je wordt in de jacht naar nieuw personeel aantrekkelijker, als je bijvoorbeeld aan AI, 3D-printen of machine learning doet.’
2. Duidelijke structuur nodig
Om hun effectiviteit te vergroten beveelt TNO Vector een aantal verbeteringen aan. Van de Zandt omarmt die: ‘Fieldlabs gaan beter werken als ze voor de bedrijven een wat duidelijkere structuur krijgen. Het ene lab zal meer focus hebben op educatie, de andere op R&D, weer een andere op netwerken of juist op demonstratie. Bedrijven weten dan beter waar ze moeten zijn. Daarnaast moeten we ook beter monitoren wat de kwalitatieve en kwantitatieve spin-offs zijn. En onderling inhoudelijk samenwerken is soms ook noodzakelijk.’
3. Basisfinanciering vergroot effectiviteit
Willems vult aan: ‘Ik sta liever niet meteen om geld te vragen, maar het zou helpen als fieldlabs voor hun faciliteiten, organisatie, locatie en kennisoverdracht basisfinanciering zouden krijgen. Die is er nu niet, en bedrijven maken daarvoor vaak geen geld vrij, want hun bijdragen zijn meestal in de vorm van uren van werknemers. Dekken van de overhead dus, dat is een relatief beperkte investering die veel effect heeft.’
Volgens Van de Zandt krijgt de financier—de overheid dus—daarvoor nogal wat terug: een sterke maakindustrie, inclusief hoge productiviteit, werkgelegenheid, verdienvermogen, en een blijvend sterke exportpositie. ‘We hoeven echt niet naar 2 keer zo veel fieldlabs, we zijn eerder terughoudend. Maar we willen wel dat het bereik binnen 5 jaar verdubbelt. We hebben het voor onze economie nodig dat de fieldlabs effectiever worden.’